De materiaalkeuzes voor C-kanaal en C-gording worden bepaald door hun respectievelijke functionele positionering, wat leidt tot duidelijke verschillen in mechanische eigenschappen.
C-kanaal, ook bekend alskanaalstaal, neemt voornamelijk aankoolstofconstructiestaalzoals Q235B of Q345B (de "Q" staat voor de vloeigrens, waarbij Q235B een vloeigrens heeft van 235 MPa en Q345B van 345 MPa). Deze materialen hebben een hoge algehele sterkte en goede taaiheid, waardoor C-profielen grote verticale of horizontale belastingen kunnen dragen. Ze worden vaak gebruikt als dragende componenten in de hoofdconstructie, dus het materiaal moet voldoen aan strenge normen voor treksterkte en slagvastheid.
C-gording daarentegen wordt meestal gemaakt van koudgewalst dunwandig staal, met gangbare materialen zoals Q235 of Q355. De dikte van de staalplaat varieert meestal van 1,5 mm tot 4 mm, wat veel dunner is dan die van C-kanaal (de dikte van C-kanaal is doorgaans meer dan 5 mm). Het koudwalsproces zorgt voor een betere oppervlaktevlakheid en maatnauwkeurigheid van C-gording. Het materiaalontwerp is meer gericht op lichtgewicht en kosteneffectiviteit dan op het dragen van extreem hoge belastingen, waardoor het geschikt is voor secundaire structurele ondersteuning.